Abcoud is een dorp, maar wèl een dorp met een eigen theater in het in 2003 geopende Piet Mondriaangebouw, waar naast een school en een bibliotheek ook dans- en muziekgroepen zijn ondergebracht. Het theater, dat 220 stoelen telt, is vooral het werk van de gedreven Wiet van der Velden.
Hoe is het idee voor het theater ontstaan?
“De zaal heeft een mooi podium, maar in het weekend stond het gebouw leeg. Dat vond ik zonde. Op een avond zat ik met een buurman in de tuin te praten en zo kwamen we op het idee om een stichting op te richten (Ab-Art), die theatervoorstellingen naar Abcoude zou halen. Een hachelijk idee natuurlijk, want in een straal van twintig kilometer bevinden zich al veertig theaters. Tja, of er iemand op zat te wachten wisten we niet. Dat weet je alleen als je het probeert. Het leek ons leuk. We hebben er op gegokt dat er in Abcoude een zekere behoefte aan theater is en zijn gewoon in het diepe gesprongen.”
En hoe pakte het uit?
“Goed, want het eerste seizoen, dat van 2006/2007, was al meteen een succes. Ik ben bij andere kleine theaters gaan kijken en die zeiden: je hebt drie dingen nodig: geld, geduld en geluk. Dan wordt het misschien nog eens wat. Geld had ik niet, alleen de Rabobank trad de eerste twee seizoenen als sponsor op. Geduld had ik wel. En geluk ook. Van de negen voorstellingen waren er zeven uitverkocht. Nu zitten we op 16 voorstellingen per seizoen. De zaalbezetting is 70% en daarmee zitten we boven het landelijk gemiddelde. Youp van ’t Hek heeft hier een try out gedaan en komend seizoen komen Dolf Jansen en Diederik van Vleuten. Ik probeer altijd een mooie en gevarieerde mix van cabaret, toneel en muziek na te streven.”
Hoe reageerde de Abcoudenaren?
“Bemoedigend. Ik kreeg reacties in de trant van: ‘Oh wat heerlijk dat we in ons eigen dorp uit kunnen, want als je naar Amsterdam gaat, moet je al om half zeven weg, omdat je auto nog ergens moet parkeren.’
Hoe belangrijk is het dat mensen zich welkom weten?
“Ik vind het ook belangrijk dat de artiesten het gevoel hebben dat ze welkom zijn. Soms komen ze in een theater met een chagrijnige portier, die ze de koffie-automaat wijst, en verder moeten ze het zelf maar uitzoeken. Ik vind het belangrijk om de artiesten persoonlijk op te vangen, zoals ik het ook fijn vind om na afloop te horen hoe de bezoekers het gevonden hebben. Soms krijg je zelfs een schouderklopje. Dat is dan mijn salaris, want het blijft vrijwilligerswerk.”
Wat is je favoriete café?
“Het terras van de Eendracht is gezellig. Je ziet er het hele dorp langstrekken, met uitzicht op de brug. Het is altijd komisch om te zien als mensen elkaar geen voorrang verlenen. Als je daar één uur zit, is het twee keer ruzie. Door die extra brug over de Angstel en de verbreding van de A2, is het overigens een stuk minder druk geworden. Vroeger was het altijd een verkeerschaos in het dorp.”
Waar eet je het liefst?
“Bij Chinees restaurant Jasmijn kom ik graag, want de bediening is buitengewoon vriendelijk en het eten is er constant goed.”
Waar mag je graag vertoeven?
“Dat is toch ècht het Gein. Het Gein is zo’n mooi voorbeeld van Oud-Hollands polderland. Elk moment van het jaar is het daar prachtig. Het is niet voor niets dat schilders als Maris en Mondriaan zo vaak naar het Gein trokken. Het zijn de knotwilgen. Het zijn de waterlelies in de zomer. Het zijn de twee molens, maar het is vooral de manier waarop de rivier zich tussen de weilanden en de prachtige oude boerderijdoor slingert. Samen met twee anderen heb ik in 2005 een boekje over het Gein gemaakt. Je moet namelijk altijd alert blijven, want om de paar jaar is er weer een of andere bestuurlijke plannenmaker die het gebied wil aantasten. Dan moet er weer een verbinding tussen Amstelveen en Almere komen, dwars door het Gein. En ook al maken ze er een tunnel van, je houdt toch altijd lelijke obstakels die het landschap aantasten.”
Mis je nog wat in Abcoude?
“Ach, misschien zou de middenstand van groter en gevarieerder kunnen, maar voor een dorp mogen we ècht niet klagen, want als de boel groter wordt, heb je geen dorp meer en dat is toch wat je wilt: in een dorp wonen.”